Hij wordt dit jaar 80, maar de muziek van de Franse, in Algerije geboren pianist Martial Solal lijkt de eeuwige jeugd te hebben. Aan het einde van de jaren 40 werkte hij met locale bands in Algiers voordat hij in 1950 naar Parijs vertrok, waar hij zijn meest in het oog springende kwaliteit ontwikkelde: het vermogen om zich als een kameleon aan te passen aan de speelstijlen van de meest uiteenlopende musici. Van Don Byas tot Sydney Bechet, van Lucky Thompson tot Django Reinhardt: Solal dient wie dan ook altijd passend van repliek. In 1968 ging hij een samenwerkingsverband aan met alt saxofonist Lee Konitz, een muzikale vriendschap die doorloopt tot aan het North Sea Jazz Festival 2007. In de jaren 40 en 50 zweefde Konitz' ijle geluid boven de orkesten van Claude Thornhill en Stan Kenton. Bij Kenton moest hij zelfs aan een wat steviger geluid gaan werken omdat hij vaak niet boven de crescendo's van de exuberante big band uit kon komen. 'Als ik nog eens bij Kenton ga spelen', zei hij ooit, 'dan ga ik bij 'm drummen.' In het duo met Martial Solal is zijn fijnzinnige spel vaak het best tot zijn recht gekomen.